Stikstof verlagen met voerefficiëntie
Stikstofbenutting, voerefficiëntie en ammoniakemis-sie gaan hand in hand, zo bleek op een thema-avond van de Federatie Veeteeltstudieclubs Zuid-Holland.
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de voerefficiëntie, de manier waarop de koe het rantsoen benut. Een van de belangrijkste redenen voor die aandacht zijn de stijgende voer-kosten. ‘Voer is duur. Als de voerefficiëntie laag is, krijg je het als melkveehouder moeilijk’, gaf Kees Kortleve aan. Kortleve is melkveehouder in Noordeloos en was een van de sprekers op de thema-avond van de Federatie Veeteeltstudieclubs Zuid-Holland in Moordrecht. Ook het verband tussen
de voerefficiëntie, de stikstofbenutting en de ammoniakemissie kwam aan de orde. Wilfried van Straalen, senioronderzoeker bij Schothorst Feed Research (SFR), stelde dat een betere stikstofbenutting zorgt voor een hogere voerefficiëntie, een lager melk-ureum en een lagere ammoniakemissie.
Melkureum als indicator
Gaat een koe niet efficiënt om met haar stikstof en daarmee niet met het voer, dan heeft ze een hoog melkureumgehalte. 45 procent van het melkureum ontstaat als gevolg van inefficiënte benutting van het darmverteerbaar eiwit (dve). ‘De stikstofbe-nutting verbeteren kan op verschillende manieren, maar kan niet verhoogd worden tot 100 procent. De maximale dve-benut-ting is zo’n 70 procent’, stelt Van Straalen. Uit voerproeven van SFR blijkt dat het melkureum afneemt bij lagere ruweiwit-gehalten, mits de stikstofbenutting in de pens en de stofwisseling verbeterd worden. Om de stikstofbenutting in de pens te ver-beteren moet volgens Van Straalen een overmaat aan onbestendig eiwit (oeb) wor-den vermeden. ‘Er mag dus niet meer eiwit in de pens beschikbaar zijn dan energie. Daarnaast moet een overmaat aan darmver-teerbaar eiwit worden voorkomen om de stikstofbenutting in de stofwisseling te verbeteren. Het voorkomen van een over-maat aan oeb en dve kan door meer mais aan het basisrantsoen toe te voegen en min-der gras. Mais heeft een negatieve oeb en bevat daardoor relatief veel energie en wei-nig eiwit’, vertelde hij. Ook het toevoegen van meer energierijke bijproducten en grondstoffen als aardappelvezels, perspulp, granen en bietenpulp aan het rantsoen levert volgens Van Straalen een bijdrage. Wordt er wel gras gevoerd, dan is de kwali-teit van groot belang. Hoe droger er wordt geoogst, hoe hoger de dve-waarde en hoe lager de oeb. Van Straalen: ‘Melkveehou-ders oogsten kuilen steeds natter. Ik raad aan om dat niet te doen, want dat maakt de eiwitbenutting in de winter lastig. In natte kuilen is de oeb hoger en het dve lager.’
Daling van ammoniakemissie
Uit onderzoek is gebleken dat het het meest praktisch is om het ruw eiwit in het rant-soen tot 160 gram per kilo droge stof te verlagen en het dve en de oeb te optimalise-ren. De stikstofefficiëntie neemt hierbij toe tot 30 procent, het melkureum daalt naar 24 mg per deciliter en de ammoniakemissie neemt met 10 procent af, terwijl de melk-productie gelijkblijft. Bij een rantsoen met 145 gram ruw eiwit per kilo droge stof kan de ammoniakemissie zelfs met 17 procent afnemen. Alleen neemt het risico op een daling van de voeropname en de melkpro-ductie dan fors toe. Ook moet er naast het optimaliseren van het dve en de oeb aan andere voorwaarden worden voldaan, zoals het toevoegen van darmverteerbare amino-zuren. Kortleve trok uit het theoretische verhaal een praktische conclusie: ‘Als boer moet je keuzes maken: een hoger saldo of een hogere stikstofefficiëntie.’
Dit is een artikel van de Veeteelt, Tekst door Quinten van Ooijen.